strictly cars with character

Mijn geluk

2 december 2013
Deze zomer in Lucca, Italië. De auto parkeer je buiten de stadswallen en dan slenter je een stokoude vestingstad in (wie zei er dat Naarden de gaafste vestingwerken van Europa bezat?).  Je passeert een horlogewinkel waar collectioneurs daas van zouden worden en je inhaleert het velours dat bruine, beige en okertinten over de gevelrijen leggen. Je zet koers naar een gekend terras voor een cappuccino (1,20 euro, kingsize kop, het zwierige logo in de geklopte melk) waarna de tocht een verlenging mag krijgen naar een ijssalon (citroen, limone, de hemel!). Maar dan, tijdens de stroll door de straatjes, word je opgeschrikt door een groep landgenoten. Eerlijk gezegd had ik hen al op afstand geróken. Nu zag ik glimmende schedels, tatoeages, mouwloze shirts met uitgesneden okselgaten, lange korte broeken, teenslippers. Een massale beleving van horen en ruiken. Om het laatste te specificeren: het meurde – een ander woord zou niet passen – daar in dat elegante straatje, het was alsof een door haring en ui gemarineerde club langdurig in een natte tent had gelegen. De met stentorstem gedebiteerde grappen zijn als citaat niet leuk, die laat ik aan je verbeelding over. Goed dan, wat doet een mens? Hij schiet een zijstraat in; Nederlander onder de Hollanders zijn dient soms vermeden te worden. Ziezo, denk je. Maar een uur of zo later: achter een krant op een terras strijkt dezelfde divisie van daarstraks aan tafels naast jou neer. Converseren of lezen werd nu onmogelijk; deze heren praatten niet, ze schreeuwden. Links en rechts begonnen bezoekers nu verstoord te kijken, maar dat werd niet opgemerkt. Mijn landgenoten leken er eerder een aanmoediging in te zien, want ze deden er nog een schepje bovenop. Na de laatste geintjes begon men nu de overige terrasklanten te bespreken, het was ‘aikel’ hier en ‘droevige lul’ daar. Lichte paniek beving me, ik probeerde mij met alle macht op de inhoud van mijn krant te concentreren maar dat lukte niet. Decibellen in juiste dosering kunnen iedere concentratie om zeep brengen. En dan? Ja dan breekt het moment van ultieme lolbeleving aan: men ging elkaar bellen. Daar schalde een nasale ringtone over het terras die vervolgens overging op melodie en tekst van een bekende vaderlandse hit – ‘hé Nol, haal je vinger uit mijn hol’ – het spleet het zwerk als het ware in tweeën. Heel even dacht ik het verkeerd gehoord te hebben maar misverstand was uitgesloten omdat het refrein keren herhaald werd. De groep schreeuwde het nu uit van de pret en – eerlijk is eerlijk – ook ik kon een grinnik maar met moeite onderdrukken. Steels loerde ik om me heen of niemand het gezien had. Eerder dan ik mij had voorgenomen, ben ik teruggewandeld naar mijn auto, het ijsje werd van het programma geschrapt. Het voorval hield mij sterk bezig: van wat of waar stamt dit gedrag en waarom maakten ze er zo veel werk van, zo vroeg ik mij af. Want, beslist, ik had daar een demonstratie gezien, zo van: ‘jullie hier, kijk naar ons, wij zijn vrij, bij ons kan alles, leer van ons’. In gedachten verzonken op mijn auto aflopend, bespeurde ik op een steenworp afstand een groot en brommend geval met van die buizen aan voor- en achterkant. Dit uitparkeren ging met gebots gepaard. In Italië rijdt, parkeert, men óp de centimeter, dat gaat daar doorgaans goed, zonder schade... totdat je, zo te zien, op het vervoermiddel van een vrijgemaakte Nederlander stuit. Ik hield de pas in, beducht als ik nog steeds was voor herkenning, denk aan het verraad van een nummerplaat. Toen ze langs mij scheerden, hoorde ik door het geopende raam – boven ‘Zij gelooft in mij’ van Hazes uit – ‘kaik daar, die lul van het terras’. Duidelijk was dat ze in mij niet de landgenoot gezien hadden. En dat, dát was mijn geluk van die dag. Ik heb hard gelachen, finalmente.

Volg @CARROS.CARSMAGAZINE voor de vetste auto content, nieuwtjes en meer