strictly cars with character

Het gewicht van de benzineprijs

3 december 2013
Bij de verkiezingen in Amerika geldt een axioma: de mensen kiezen mét hun portemonnee en óver de benzineprijs.  In de grote stedelijke gebieden in de Verenigde Staten kan de benzineprijs de mensen misschien iets minder schelen, omdat hun woon-werkverkeer overzichtelijk is of omdat ze met het openbaar vervoer gaan. Maar op het platteland is het anders. Op een recente reis naar Montana, in oppervlakte de op drie na grootste staat van Amerika, maar met een bevolking van slechts 950.000 mensen, bezocht ik een boer die vlakbij de Canadese grens woont. Om zijn dochters naar hun middelbare school te brengen, moest hij elke dag tachtig kilometer heen en weer tachtig kilometer terug rijden. Er zijn geen schoolbussen, er is geen openbaar vervoer – kortom: er is geen andere manier om er te komen. De auto is voor mensen zoals deze boer evenzeer een eerste levensbehoefte als voedsel, een dak boven hun hoofd en een verzekering. Op het moment dat begin september de Democratische conventie werd gehouden, net na het lange Labor Day weekend, piekte de benzineprijs naar een record van 78,8 eurocent per liter, 23 procent meer dan in de zomer. Als Nederlandse automobilist, die ook recordprijzen betaalt, denkt u wellicht: dat is minder dan de helft van wat wij betalen; waar mag ik voor die prijs tekenen? Toch klagen de Amerikanen steen en been. Vandaar dat president Obama de benzineprijs tot hoofdthema maakte tijdens zijn toespraak tot de conventie. Hij wees erop dat de regering de import van olie met een miljoen vaten per dag heeft weten te verlagen, waardoor de afhankelijkheid van buitenlandse olie drastisch is afgenomen. “Wij bieden een betere keus, een toekomst waarin we blijven investeren in wind- en zonne-energie en in schone steenkool; een wereld waarin boeren en wetenschappers nieuwe biobrandstof ontwikkelen voor onze auto’s en vrachtwagens. In 2020 zal onze import zijn gehalveerd en biedt de aardgasindustrie alleen al 600.000 nieuwe banen.” Commentaar van een onafhankelijke kiezer uit een CNN-panel: “Wat kan mij die bio- en windenergie schelen. Ik zit met een hoge benzineprijs, die een acute bedreiging vormt voor de kwaliteit van mijn leven.” Een ander panellid: “Ik geloof wel in wat de president probeert te bereiken.” De Republikeinen bekogelden Obama met kritiek over de benzineprijs, in de hoop zwevende kiezers aan te trekken die moeite hebben om hun tank te vullen. De partij gebruikte de prijs aan de pomp om een felle aanval te doen op Obama’s energiebeleid, met als belangrijkste argument dat de president de uitbreiding van de binnenlandse productie blokkeert. En dus is die hoge benzineprijs zijn schuld. De regering-Obama bracht daar tegenin dat zij de productie op veilige en verantwoorde wijze opvoert, maar ook scherp toeziet op de productie en het gebruik van zuinigere auto’s, bijvoorbeeld met het voornemen om het gemiddelde verbruik in 2025 te hebben teruggebracht tot 23 kilometer per liter. En zo woedde het debat voort. Maar een hoogst opmerkelijk onderzoek laat zien dat de kiezer, hoewel die inderdaad woedend is over de hoge benzineprijs, ook andere factoren van belang vindt. De persoonlijke kwaliteiten van de kandidaat en de staat waarin de economie verkeert bepalen uiteindelijk de uitkomst van de verkiezingen. John Sides, hoogleraar politieke wetenschap aan de George Washington Universiteit en coauteur van het onderzoek, schrijft: “Sinds 1976 betekent een toename van de benzineprijs met dertig procent over een periode van drie maanden een daling van de steun voor de president met twee procent. Die statistische beweging is onvoldoende om een echt, serieus effect te hebben op de uitkomst van de verkiezingen.” In gewone taal: we moeten de betekenis van de benzineprijs ook weer niet overdrijven. Volgens het onderzoek gaf de piek in de benzineprijs in de zomer van 2008 – dus vlak voor de verkiezingen, en destijds ‘de schuld van de Republikeinen en dus van Bush’ – Obama maar een heel klein duwtje in de goede richting. En daar zit een kern van waarheid in. Hoewel de prijs voor de kiezer onmiddellijke gevolgen heeft, maakt benzine maar vier procent uit van het gemiddelde gezinsbudget. Om daar vijf procent van te maken, zou de benzineprijs met minstens 28 procent moeten stijgen. Dus hoewel de stijgende benzineprijs de Amerikaan een onaangenaam gevoel geeft, maakt het politiek niet zo heel veel uit, zelfs niet in een nek-aan-nekverkiezing. Maar je kunt er als politicus wel fantastisch theater over maken. “Hoe hoog de (benzine)prijs ook is – als je auto twee keer zo zuinig rijdt, wordt je rekening de helft van wat die was”, zei oud-president Bill Clinton onder daverend applaus op de conventie. Laat het maar aan de oude Clinton over om met axioma’s te goochelen.

Volg @CARROS.CARSMAGAZINE voor de vetste auto content, nieuwtjes en meer