strictly cars with character

Ommetje met… Fiat Dino Spider 1967

22 oktober 2014
De Fiat Dino was destijds eigenlijk een soort draagmoeder voor de motor die Ferrari niet zelf gehomologeerd kreeg, en die ondanks twee carrosserievarianten – Spider en later Coupé – nimmer de status verwierf die de ‘echte’ Dino van Ferrari wel genoot. Als goedkoop soort bastaard eerder het tegendeel. Gelukkig maar, want voor een mille of negen, hooguit twaalf, in guldens welteverstaan, had je een gebruikte. Hoe anders is dat nu… Het was en is nog steeds die motor met zijn allesbepalende geluid. Een hoog wenen en gieren dat nog boven dat orkestrale uitlaatgeluid van deze Jano-V6 met zijn vier bovenliggende nokkenassen uit klinkt. In feite de nabijheid van iets heiligs. Ja, juist ook vandaag. Het expres veel willen schakelen met die lange pook van de vijfbak, direct en staalhard in die tandkast stekende, het oneindige doorhalen in toeren, niet zozeer bruut of vernietigend, maar mooi door zijn harmonieuze eindeloosheid. Zo totaal anders dan het vanzelfsprekende, flitsende rukken en knallen van moderne krachtpatsers. En ja: het gaat gerust ook hard. Ook hier niet zozeer in absolute zin, maar qua beleving. En gaat het daar niet immers om? Het samenspel, het samenzijn, samen wérken?

Opbollende biceps

In deze Fiat Dino is het gehele scala aan geluidsoorten, tonen, toeren ook voluit hoorbaar. Niks kunstmatige kleppen of luiken! Terugschakelend het levende klappen, gorgelen en kloppen uit die twee Ansa-pijpen, maar evengoed ook vanuit de drie dubbele valstroom-Webers, die je daar voor je neus, onder die motorkap, tussen die hoog opzwellende wielkasten weet te staan. En we voelen ons ook gerust expert driver, coureur. Rijden ook als eentje. Zelfs met keihard bochtenwerk. De onbekrachtigde stuurinrichting is evengoed een feest van gevoeligheid en, tja, ‘mannelijk stuurgenot’. Let wel: alles met geopend dak. Niks ‘in slechts achtentwintig seconden automatisch sluitende kapconstructie’. De kap wordt met de rechterarm en heerlijk opbollende biceps omhoog getrokken, en met twee verchroomde klemmen razendsnel afgesloten. In een seconde of zes. Of zo. Rijdend. Mijn hemel, vijf tussenliggende decennia auto-ontwikkeling inééns vergeten.

Vervloekte garagisti

Halverwege de jaren zestig wilde Enzo Ferrari de oorspronkelijk door Vittorio Jano ontworpen 1.596 cc V6-racemotor, inmiddels door Aurelio Lampredi met behulp van Enzo’s zoon Dino doorontwikkeld en tot 1.987 cc opgeboord, homologeren voor gebruik in zijn Formule 2-racewagens. Echter, daarvoor moesten minimaal 500 stuks in serieauto’s zijn toegepast. Een absoluut Utopia voor een ‘fabrikant’ wiens totale jaarproductie destijds uit hooguit enkele honderden (vooral) race- en een paar straatauto’s bestond. Waardoor Enzo – maar dit terzijde – weinig meer dreigde te worden dan de door hem luid vervloekte ‘garagisti’, waarvoor hij de Engelse renstallen te pas en te onpas uitmaakte. Contacten met Fiat leidden tot een unieke afspraak. Fiat zou niet alleen de motoren bouwen, maar ook een sportauto waar het blok voorin zou komen te staan. Zowel motor als blok werd ‘Dino’ genoemd als eerbetoon aan Enzo’s zoon, die inmiddels aan leukemie was overleden. In 1966 was de eerste Fiat Dino Spider een feit. Een jaar later had ook Ferrari zijn Dino gereed. Een berlinetta waar hetzelfde blok áchterin stond. En…dwars.

Preventieve lekkernijen

In het woonwijkje in het midden des lands treffen wij de Fiat Dino Spider uit dit verhaal, een auto die al 18 jaar in handen is van zijn eigenaar. De auto, een model uit 1967, is eens temeer van ademstokkende schoonheid. We vinden hem zelfs stukken indrukwekkender dan de Ferrari Dino, waarvan de supercar-vorm tegenwoordig min of meer gemeengoed is. De Fiat deelt trouwens tal van bepalende ontwerpelementen met zijn meer extravagante broer. Zoals eerdergenoemde ‘hoge’ spatbordvormen, die langgewelfde heuplijn, en min of meer ook die verticale Kamm-tail met ronde achterlichten. Ook het interieur en dan vooral het dashboard met hoog opstaande klokkenkapel met ronde Veglia-meters, de minimalistische sportstoelen (hier zonder hoofdsteunen), en de diverse knoppen en schakelaars worden broederlijk gedeeld. Niet vreemd, want beide auto’s zijn getekend door Pininfarina. We vinden de Fiat dus echter mooier. Want ook nog groter en daarmee ‘dikker’ en ‘vetter’. Daarbij met kofferruimte, ruimer interieur en genadiger instap. Dit exemplaar komt uit Amerika, waar hij door de auteur van het boekwerk The Other Dino vanuit Europa werd ingevoerd. Een kleine twintig jaar geleden werd de auto naar Nederland gehaald. De auto was in goede staat, maar werd niettemin geheel gespoten, terwijl het blok preventief werd gereviseerd en voorzien van lekkernijen als hoge-compressiezuigers. Waardoor er ook wat meer vermogen in zit dan de 160 standaardpaarden. Namelijk ruim 180 cavalli. Wie wil er in Godsnaam zo’n auto nou ooit verpatsen? Te meer daar het hier ook nog eens gaat om een vroege tweeliter? Waarvan het blok – anders dan de latere 2,4 liter-varianten met hun gietijzeren onderblokken – helemaal uit lichtmetaal is opgetrokken, en daarbij een spitsere, raceachtige vermogensontwikkeling kent, waardoor hij dus dichter bij de oorspronkelijke racemotor staat? Ach, het blijkt zoals zo vaak een kwestie van luxe te zijn. Te veel auto’s, beetje opruimen, andere wensen. Verkopen prima, maar wel voor de juiste prijs, want immers geen geldnood. Een eurobedrag dat om en nabij het dubbele van de oorspronkelijke nieuwprijs in guldens schommelt. En dat brengt hem dan – eindelijk gerechtigheid – bijna op niveau met zijn Ferrari-broer.

Feiten en getallen

- De Fiat Dino geniet in toenemende mate belangstelling van connaisseurs - Er zijn tussen 1966 en 1972 een dikke 7.500 exemplaren gemaakt; plusminus 1.500 Spiders en meer dan 6.000 Coupés. In Nederland rijden momenteel circa 80 Fiats Dino rond - De onderhavige allereerste Spider in tweeliteruitvoering is feitelijk de meest pure, begerenswaardige versie van allemaal. Hoewel tevens het meest kwetsbaar. Hiervan zijn slechts 1.133 stuks gemaakt. De latere 2,4 liter Dino’s bezaten niet alleen een gietijzeren onderblok (+ 140 kg), maar waren qua vermogensafgifte ook rustiger - Het motorblok vond later ook toepassing in de Lancia Stratos, waarin hij dankzij een turbocompressor 440 pk of veel meer leverde Door David Bakels Fotografie Michael Klinkhamer
Fiat Dino Spider 2.0 1967
Motor 1.987 cm3 V6, FOHC, 12 kleppen, drie dubbele Weber 40 DCNF-valstroomcarburateurs, ‘Dinoplex’ elektronische ontsteking
Vermogen 160 pk/118 kW bij 7.200 tpm,
Koppel 175 Nm bij 6.000 tpm
Transmissie Handgeschakelde vijfbak, achterwielaandrijving
Gewicht in kg 1.150
0-100 in sec. 8,9
Top in km/h Circa 200
Nieuwprijs in guldens (1967) 32.000
Huidige waarde in euro Circa 60.000

Volg @CARROS.CARSMAGAZINE voor de vetste auto content, nieuwtjes en meer