strictly cars with character

Allard J2X Competition 1952: Voor het plakboek

28 oktober 2014
Er is nog steeds een schare vasthoudende fans voor het Engelse automerk Allard, dat in de jaren vijftig vooral in het thuisland en in de VS succes had. In het meest chique gedeelte van Londen reed Martin van der Zeeuw met een Allard J2X racer en in de buurt van Brighton ging hij op zoek naar iets uit zijn jongenstijd. Sheila Tiller. Sommige namen van mensen die je nooit gekend hebt of zult kennen, blijven je bij. Of, bij de autoliefhebbende jongetjes, merknamen van auto’s. Begin jaren zeventig verslond ik als puber letterlijk Engelse autobladen als ‘Autocar’ en ‘Motor’, die ik van mijn buurjongen kreeg. Ik knipte er plaatjes uit van auto’s die maar enigszins antiek of klassiek leken; modern spul als de Rover P5B of de Jaguar XJ6 ging bij het oud papier. Tot de voor mijn plakboek uitverkoren auto’s behoorde ook een Allard. Een voor mij toen onbekend merk, maar ja, hij leek ‘oud’. Het bijschrift vermeldde de naam van een vrouwelijke coureur, Sheila Tiller. Wat? Deden vrouwen ook al aan autoracen?

Tankgranaat

All hell breaks loose in de oh zo chique Londense wijk Kensington. Bij gebrek aan beter hebben we ons eigen circuitje gecreëerd langs de met prachtige zuileningangen getooide herenhuizen, zo’n beetje de duurste van Londen. Sorry mensen, maar het moet even. Alles, álles wat zich op straat bevindt, kijkt om naar die rijdende tankgranaat die de mitraillerende klappen uit zijn 5,4 liter Cadillac V8 via twee gigantische uitlaatpijpen tegen de hoge muren doet weerkaatsen. ‘Allard J2X’, heet het donkergroene monster. De cilindervorm, de apart ogende grille, de cycle wings, de patrijspoorten in de motorkap en de twee enorme uitlaatpijpen aan weerszijden dragen bij aan een niet-te-missen appearance. Typisch Engels ding, deze J2X. Londens zelfs, dus hier helemaal op zijn plaats. De midden jaren dertig door Sydney Allard opgerichte fabriek stond eerst in Putney, later in Clapham, delen van Greater London. Sydney Allard was een Ford-dealer en ‘mud trial’-rijder en bouwde zijn eerste ‘special’ op basis van een Ford V8 uit 1934. Delen van de body kwamen van een Bugatti. De auto presteerde zo goed, dat er onmiddellijk vraag naar ‘replica’s’ ontstond; destijds nog geen nagebouwde klassiekers, maar straatversies van circuitauto’s. Er werden er circa tien gebouwd. Na de oorlog zette Allard zijn eigen autofabriek op. In 1950 verscheen de J2, een aantrekkelijke two-seater met aluminium body, een De Dion-achteras en Lockheed hydraulische trommelremmen. Dat jaar reed Sydney Allard een J2 met een 5,4 liter Cadillac-motor samen met Tom Cole naar een derde plaats op Le Mans. Een jaar later kwam de J2X, waarbij de X refereerde aan de constructie van het buizenchassis, waarmee de auto’s vanaf dat moment waren uitgerust. De J2X is de laatste klassiek vormgegeven Allard, want zijn opvolger kreeg een conventionelere carrosserie. Hoe Engels zijn auto’s er ook uitzagen, Sydney Allard voorzag zijn lichte racers van grote Amerikaanse krachtbronnen om een bijna extreme pk/gewichtsverhouding te creëren. Allards waren leverbaar met motoren van onder meer Lincoln, Mercury (beide Ford), Chrysler en Cadillac. Als een van de eersten exporteerde Allard auto’s zonder motor en transmissie naar de VS, waar de nieuwe eigenaars – bekende Allard-coureurs waren Carroll Shelby, Masten Gregory en Steve McQueen – zelf hun keuze voor de techniek konden bepalen. Voor de thuismarkt zaten er vaak lichtere Mercury-motoren in, met een speciale cilinderkop van Ardun. Maar niet in deze. ‘Onze’ J2X, één van de 83 geproduceerde, is in Engeland geleverd en voorzien van een soortgelijke 5,4 liter Cadillac V8 als in de J2 waarmee Sydney Allard in 1950 Le Mans won. Goed voor een behoorlijk stuk vuurwerk dus.

Oorverdovend

De mews zijn de voormalige koetshuizen en stallen, gesitueerd aan de achterzijde van de statige herenhuizen. Meestal liggen ze iets verdiept, beneden straatniveau. Het personeel stond letterlijk en figuurlijk op een andere laag dan de bewoners zelf. Wie zich de – in deze omgeving opgenomen – Engelse televisieserie ‘Upstairs, Downstairs’ nog kan herinneren, weet waar we het over hebben. Hoe tijden kunnen veranderen. Voor een bovenwoninkje in de Londense mews worden nu miljoenenbedragen neergeteld. In de voormalige stallen staan dikke Mercedessen, BMW’s of extreem dure klassiekers. Of er hebben zich klassiekerbedrijven van het betere soort gevestigd, zoals dat van Gregor Fisken, die al sinds jaar en dag kantoor houdt aan de Queen’s Gate Place Mews. In de showroom al eist de donkergroene Allard J2X zonder meer zijn deel van de aandacht op naast een Aston Martin DB6 Volante, een BMW 328 en een Ferrari F40. Dat ‘deel van de aandacht’ wordt echter direct omgezet in ‘alomtegenwoordigheid’ als we de J2X naar buiten rollen, het contact aanzetten, de benzinepomp inschakelen en op de startknop drukken. Oorverdovende explosies van geluid doen de kasseien in de eeuwenoude straat uit de grond trillen. Het is vrijwel alleen te beschrijven door eliminatie: geen geroffel, geen gebulder, geen doffe klappen. Dit is een inferno.

Omslagmoment

De koppeling is niet extreem zwaar. Langzaam rollen we de ‘mews’ uit, door een fraaie oude poort heen, de straat op. Dit slakkengangetje is iets wat de Allard niet echt leuk vindt; het is duidelijk een racer, dus je moet veel tussengas geven en hem hoog in zijn toeren houden. Hij reageert ongelooflijk direct op het gas en als we het pedaal vloeren, moeten we beide handen aan het stuur houden vanwege de ronduit tomeloze acceleratie. Het is te vergelijken met een Lotus Seven of Donkervoort, met dat verschil dat je de Allard nog voelt als een auto van enigszins fatsoenlijke afmetingen. Waardoor je je niet geïntimideerd voelt als je naast een grote vrachtwagen staat. Het koppel is enorm; supersnel wegtrekken in twee is geen probleem. Remmen is het aloude leunen op het pedaal, maar het gaat wel kaarsrecht en naar behoren. En dan dat sturen. Zó scherp, zó direct, maar ook zó onverwacht licht dat het lijkt of de besturing bekrachtigd is. Eveneens onverwacht is dat het nog geen twee minuten duurt voordat je aan deze auto gewend bent. Overigens met de restrictie dat je wel een béétje een idee moet hebben waar je mee op pad gaat. Niettemin, als je enigszins kunt anticiperen op de snel uitbrekende achterkant en de raketachtige acceleratie, is het omslagmoment voor de fun al heel snel daar. En niet alleen voor ons. We hoeven helemaal geen ‘sorry’ te zeggen tegen de omwonenden, zoals we eerder dachten. Iedereen vindt het prachtig, zelfs de traffic wardens kijken met bewonderende blikken toe. “Je moet wel heel erg slecht in je vel zitten om dit niet leuk te vinden”, zou fotograaf Nick Dimbleby later zeggen. Zijn toevallig passerende modecollega van hem vraagt me of zijn anorexiamodel even bij de auto mag poseren. Het is allemaal niet vreemd; we zitten ten eerste niet in Nederland en ten tweede gaat het hier om een duidelijk Engelse auto. Eentje met historie overigens. Vandaar ook dat het prijskaartje dat aan deze Allard hangt, er niet om liegt: 425.000 pond, oftewel bijna een half miljoen euro. Dit geeft ons geldbewuste Nederlanders wellicht een betere indicatie van de exclusiviteit van deze J2X.

Authentiek

De Engelse Allard-coureur Ken Watkins wordt in 1952 de eerste eigenaar van deze auto, een van de slechts acht J2X’en die in Engeland worden geleverd en die (dus) uitgerust zijn met een rechts stuur. De overige 75 worden geëxporteerd vanwege de grote buitenlandse (lees: Amerikaanse) vraag en de moeilijkheid om Amerikaanse V8-motoren te importeren. Het lukt Watkins echter wel om zijn J2X te laten voorzien van een 5,4 liter Cadillac V8. Er komt ook een vierversnellingsbak van Allard/Ford in. Twee jaar lang racet Watkins de Allard op circuits als Silverstone, Boreham, Goodwood en Snetterton. In mei 1952 wordt hij eerste op Boreham tijdens een handicaprace, maar een maand later crasht hij op hetzelfde circuit. Watkins raakt slechts lichtgewond; van de auto is het linkervoorwiel afgebroken. De auto wordt hersteld en uitgerust met spaakwielen in plaats van de oorspronkelijke stalen wielen. In 1955 verkoopt Watkins de auto aan een Dr. Pinkerton, die de Cadillac-motor in zijn boot bouwt en de auto voorziet van een Ford Ardun-motor. Pinkerton begint de Allard te gebruiken voor hillclimbs op Prescott en Shelsley Walsh, wat wordt voortgezet door de derde eigenaar, John Williams. Deze draait de versnellingsbak in elkaar en zet er een Alvis-bak in, later ook een Chrysler Firepower-motor. In 1961 verkoopt hij de auto voor 320 pond aan clubracer ‘Red’ Fred Damodaran, die de Allard tot 1989 in zijn bezit heeft. Damodaran vervangt begin jaren zeventig het Chrysler-blok voor een tweede generatie Cadillac-motor uit 1957 en zet er tevens een Jaguar-vierbak in. Daarna volgen nog twee eigenaren, die de J2X in historische evenementen racen. Er is dus veel gesold met de Allard; toch geldt hij misschien wel daardoor als een van de meest authentieke J2X’en, al lijkt dit een wat kromme redenering. Dat de historie vanaf dag één bekend is, is echter een belangrijk criterium. Bovendien zijn er sowieso maar vrij weinig racers helemaal origineel gebleven, vooral als ze intensief gebruikt zijn. Maar wellicht nog belangrijker is dat de auto voldoet aan de normen voor evenementen als Goodwood, Le Mans Classic en de Historische GP van Monaco. Dat drijft de prijs vandaag de dag behoorlijk op. De J2X, met chassisnummer J 3053, is in Allard-kringen geen onbekende. Toen we het kenteken noemden, ORL 320, wist ook Sheila Tiller meteen om welke auto het ging. “Rij voorzichtig, hij is nogal onvoorspelbaar”, gaf ze me nog mee.

‘Fastest Lady’

Terug naar een paar dagen voor de rit. Ik google ‘Sheila Tiller’ en kom uit bij een cattery in het kleine plaatsje Ringmer, in de buurt van Brighton. Als ik bel, krijg ik de vrouwelijke coureur herself aan de lijn. Sheila is inmiddels 74, en zij en haar echtgenoot Jim zijn nog steeds helemaal gek van Allards. Ik mag op de thee komen en neem mijn inmiddels bijna veertig jaar oude plakboek mee. “Het was een sprint in Brighton”, zegt Sheila onmiddellijk als ze het plaatje ziet. “Ergens begin jaren zeventig. Ja, met de oranje J2. Die staat hier in de garage. We hebben ‘m al sinds 1958. Maar ja, hij ligt momenteel helemaal uit elkaar en er is ook niet zo veel origineels meer aan. Zo heeft hij een Chevrolet-motor en schijfremmen. Daarom mogen we er niet mee racen op Goodwood. Maar we hebben er wel heel veel andere races mee gereden. En in 2000 zijn we naar de Bonneville-zoutvlakten in Amerika gereisd omdat Jim de grens van 200 mijl per uur (321 km/h) wilde passeren. Hij haalde 197,3, maar ja, niemand zag het verschil. Ik heb zelf ook nog een poging gewaagd, maar ik kon maar één run rijden en kwam tot 152.” “Mijn vader nam me al mee naar Goodwood toen ik heel klein was. Toen ik Jim in 1956 ontmoette, was hij al een raceliefhebber. Zes maanden na ons huwelijk in 1958 kochten we de Allard. Hij had een kapotte versnellingsbak en we moesten ‘m van Londen naar Southampton slepen. In die tijd was het een keuze: óf kinderen, óf een hobbyauto. In goed overleg hebben we besloten tot het laatste. En we hebben er geen dag spijt van gehad. Zelf ben ik begonnen met racen toen een vriendin van mij in de jaren zestig een clubje voor vrouwelijke coureurs oprichtte. Veel hillclimbs en sprints. Ik won vaak de award voor ‘Fastest Lady’. Tegenwoordig willen de dames echter geen speciale Ladies’ Awards meer hebben; ze willen op gelijk niveau de strijd aangaan met de mannen.”

Jaguar

Sheila vervolgt: “Jim en ik houden ons natuurlijk bezig met de Allard Owners Club. Ik heb sinds 1974 het clubblad verzorgd en ben er pas onlangs mee opgehouden. Ik word er toch een beetje te oud voor, haha. We hebben naast de J2 nog een L7 uit 1947, waarmee we veel klassiekerrally’s hier in Engeland en in Frankrijk rijden. Soms neem ik de Allard mee voor een weekje weg met een aantal andere dames. Dan blijft Jim thuis om voor de katten te zorgen.” “Toen we alleen de J2 nog hadden, miste ik echt het motorgeluid in de winter, toen hij op stal stond voor onderhoud. Nu we de L7 hebben, kan ik het geluid het hele jaar door horen.” Jim heeft de Allard L7 achter het huis opgesteld voor wat foto’s, naast een Jaguar E-type cabriolet uit 1962, eveneens bezit van de Tillers. Ironisch is het wel, want de sterke Jaguar-concurrentie, vooral in de export, luidde begin jaren vijftig het einde van Allard in. Ook Sydney’s winst in de 1952 Monte Carlo Rally mocht niet meer baten. Allard bracht eind jaren vijftig nog een weinig succesvolle GT uit, maar hij richtte zich begin jaren zestig op dragracing. In 1966 overleed hij. De Tillers hebben Sydney nog gekend. “Een dynamische man en een fantastische coureur”, aldus Sheila. Ik kijk ook nog even in de garage, naar de J2, die volledig in onderdelen ligt. Grappig, dezelfde auto van het plaatje dat ik ergens begin jaren zeventig uit een Engels autoblad knipte. Nog steeds in het bezit van dezelfde eigenaar en door hem gekocht in het jaar waarin ik geboren ben. Jim Tiller: “It’s a bloody passion – the damn thing.” Met dank aan Gregor Fiskens Fine Historic Automobiles (fiskens.com) en aan SeaFrance (seafrance.com) Tekst: Martin van der Zeeuw Fotografie: Nick Dimbleby De Allard J2X is dermate iconisch, dat de Canadese firma Allard Motor Works Inc. in 2006 een goed gelijkende replica in productie nam. De auto heet J2X MkI en wordt gemaakt met de goedkeuring van het Allard Registry en de Allard Owners Club. Standaard heeft de auto een GM 350 RamJet PFI, optionele motoren zijn Chrysler’s 5.7 en 6.1 Hemi’s en Cadillac’s Northstar. Inmiddels is er een MkII. Oprichter van het bedrijf is Roger Allard, geen directe familie van... Kijk op allardj2x.com

Volg @CARROS.CARSMAGAZINE voor de vetste auto content, nieuwtjes en meer