Adam Opel hield eigenlijk niet van auto's en verdiende de kost met het maken van fietsen en naaimachines. Zijn vijf zoons zagen echter wel wat in auto's en kochten na de dood van hun vader de Anhaltische Motorwagenfabrik van Friedrich Lutzmann. In 1898 werd de 'Systeem Lutzmann' gepresenteerd, waarvan er elf werden gebouwd.
De samenwerking met Lutzmann liep echter op niets uit en de broers begonnen met de import van Renaults en Darraqs. Al spoedig werden deze auto's in licentie gebouwd, waarna in 1902 Opel met een zelf ontwikkelde, kleine motor kwam.
Er volgden ook grotere auto's, maar de hoofdmoot vormde toch steeds de produktie van modellen voor 'het volk'. De eerste in die reeks was de van de Citroën 5CV nagemaakte Laubfrosch (boomkikker) uit 1924, die zo genoemd werd vanwege zijn groene kleur. In 1928 kwam Opel onder de zeggenschap van General Motors. Ondanks de grote invloed van dat concern, dat niet gewend was kleine economische auto's te bouwen, bracht Opel in de jaren dertig compacte modellen uit, zoals de Kadett en de Olympia.
Na de oorlog voer Opel een eigen koers met overwegend kleinere auto's. De invloed van GM was nog wel te merken in de Kapitän, de Admiral en de Diplomat, maar in de jaren zestig maakte Opel zich qua handelswijze steeds meer los van GM. Met de presentatie van de GT en de Manta probeerde men een jeugdiger imago te krijgen, wat echter pas goed lukte in de jaren tachtig, toen men met gestroomlijnde, voorwielaangedreven modellen kwam.
www.opel.nl