strictly cars with character

Verzonken Bugatti Brescia: een auto voor Damiano

22 oktober 2014
Ruim zeventig jaar lang lag er een Bugatti op de bodem van het Lago Maggiore. Hoe en waarom de auto daar terechtkwam, is onderwerp van vele speculaties. Martin van der Zeeuw ging op onderzoek uit en kreeg het ware verhaal boven water. De 22-jarige student Damiano Tamagni, afkomstig uit het Zwitserse Locarno in het Italiaanstalige kanton Ticino (Tessino), gaat op 1 februari 2008 ’s avonds vol goede moed de stad in om het carnaval te vieren. Even voor middernacht slaat het noodlot toe: Damiano wordt zonder enige aanleiding in elkaar geslagen door drie jongens, leeftijdgenoten. Zwaargewond blijft hij liggen; een krant zou later beweren dat hij op dat moment al klinisch dood was. De volgende dag, zaterdag, om vijf uur ’s middags, ontkoppelen de artsen de beademingsapparatuur die Damiano in leven houdt.

Wrakduiken

Dat er bij Ascona een Bugatti op de bodem van het Lago Maggiore ligt, weten de ‘locals’ al jaren. De exacte plaats is geen geheim meer; het ding is in de jaren zestig al ontdekt door een amateurduiker, Ugo Pillon. Naar aanleiding van verhalen die vooral bij de ouderen uit de omgeving de ronde doen, is hij er destijds naar op zoek gegaan. In augustus 1967 vindt hij hem uiteindelijk, op 53 meter diepte. De auto ligt op de linkerzijkant en is half begraven in de modder. Er wordt besloten de auto verder te laten liggen voor recreatieve doeleinden. Het wordt een geliefd object voor de lokale duikclub annex reddingsmaatschappij, het Centro Sport Subacquei Salvataggio Ascona (CSSS), die in daaropvolgende jaren regelmatig onderwaterbezoekjes brengt aan de Bugatti. De aanwezigheid van het autowrak blijft vooral lokaal bekend. Het is een Bugatti, zo veel is zeker; het interesseert echter niemand ook maar enigszins wat voor type het is en wat de historie erachter zou kunnen zijn. De tijd schrijdt voort en op een bepaald moment weet nog slechts een enkeling zich te herinneren hoe de auto in het meer terechtgekomen is. In 1998 viert de Zwitserse automobielclub zijn honderdjarig bestaan en wordt er een bijeenkomst gehouden in Ascona. Onder de aanwezige auto’s zijn vrij veel Bugatti’s. Een van de clubleden, Hans Matti, zelf Bugatti-eigenaar, wordt aangesproken door een lokale bewoner: “Wij hebben ook een Bugatti; alleen ligt die op de bodem van het Lago Maggiore.” Matti’s nieuwsgierigheid is uiteraard gewekt en omdat hij toevallig ook lid is van de (landelijke) reddingsmaatschappij, neemt hij contact op met zijn collega’s in Ascona. Aan de hand van via hen verkregen foto’s uit de jaren zeventig van de half in de modder begraven auto vermoedt Matti dat het om een Type 40 gaat, overigens wel een toerwagen, geen racer. Zaak gesloten. Er gebeurt verder niets mee. In de jaren daarna wordt nog wel regelmatig gedoken naar het wrak, onder andere door CSSS-leden Maurizio Tamagni en zijn zoon Damiano.

Bergingsexpeditie

De burgemeester van Locarno gelast direct na de moord op Damiano Tamagni de verdere carnavalsvieringen af. De daders worden nog diezelfde nacht gearresteerd; het zijn twee jongens van 19 en één van 21 jaar. Over het motief is niets bekend. Uiteindelijk worden twee jongens schuldig bevonden aan moord en krijgen ze gevangenisstraffen van tien jaar. De derde is verdacht van agressie en krijgt een minder zware straf. De dag na Damiano’s overlijden nemen enige honderden mensen deel aan een stille tocht. Vader Maurizio besluit een stichting in het leven te roepen om zinloos geweld te voorkomen: Fondazione Damiano Tamagni (damianotamagni.ch). Voor het genereren van fondsen gaan zijn gedachten uit naar het duikobject waar hij en zijn zoon zo vaak plezier aan beleefden: de Bugatti in het meer. Hij wil het wrak laten lichten en het eventueel verkopen om geld voor de stichting bijeen te krijgen. Geheel op vrijwillige basis organiseert Jens Boerlin, eigenaar van een duik- en bergingsbedrijf, in 2009 de expeditie om de Bugatti boven water te halen. In eerste instantie duiken hij en zijn team diverse keren naar het wrak om het schoon te maken en nieuwe foto’s te nemen, die Boerlin vervolgens naar Hans Matti stuurt. Matti kan zich nu een beter beeld vormen. Het blijkt om een Bugatti Brescia te gaan, maar dan een modifié, geen standaardcarrosserie dus. Dat het een Brescia is, weet Matti doordat de uitlaat aan dezelfde kant zit als het stuurwiel, iets wat niet bij andere typen Bugatti het geval is. Ook het houten chassis en de vierwielremmen zijn typerend voor (latere) Brescia’s. Vervolgens geeft Matti Boerlin aanwijzingen waar hij chassisnummer en dergelijke kan vinden en aan de hand daarvan determineert Matti de auto als een Brescia Type 27, chassis Type 22 met chassisnummer 2461, motornummer 879. Op 12 juli 2009 zijn ruim duizend belangstellenden getuige van het moment dat de eerste stukjes roestig metaal van de Bugatti langzaam boven water komen en de auto na ruim zeventig jaar weer het daglicht ziet. Er blijkt zelfs nog lucht in de banden te zitten. De Bugatti geeft echter meteen blijk van zijn aanwezigheid. Zodra de auto in de zon staat te drogen, klapt een van de banden met een luide knal.

Kentekenplaten

Al had er natuurlijk geen haan naar gekraaid als het een Fiat Topolino was, de Bugatti zelf noch het type is heel bijzonder. Het is het verhaal erachter wat het pas écht interessant maakt. En zoals te verwachten valt, doen er talloze speculaties, geruchten en zelfs aperte onwaarheden de ronde over het eigenaarschap en vooral hoe de auto in het meer terechtgekomen is. Volgens de fabrieksgegevens, uitgezocht aan de hand van het chassisnummer, is de betreffende Brescia door Bugatti aan de dealer in het Franse Nancy gefactureerd op 22 april 1925. Bugatti-specialist Pierre-Yves Laugier voegt daaraan toe dat de auto een paar dagen daarvóór geregistreerd is op naam van een meneer Georges Paiva aan de rue des Dominicains in Nancy. Dit is dus de eerste eigenaar van de auto. Op het opgegeven adres is overigens de garage van Raymond Apparuyt gevestigd, een man die regelmatig met Brescia’s racet, mogelijk ook met de Lago Maggiore-Bugatti. Nog meer aanwijzingen bieden een plaatje op het wrak met naam en adres van ene Georges Nielly uit Parijs en de kentekenplaten, die zich ook nog steeds op de auto bevinden. Maar de kentekens zijn vrijwel volledig verroest en slechts de eindcombinatie ‘RE1’ is nog zichtbaar. Genoeg om te weten dat het een Parijs’ kenteken is, uitgegeven in 1930. Die puzzelstukjes passen dus: vrijwel zeker is Nielly de tweede of latere eigenaar en heeft hij de auto in 1930 in Nancy gekocht, waarna het kenteken naar het Parijse arrondissement is overgezet.

Invoerrechten

Hoe de auto in Zwitserland terechtgekomen is, wordt deels opgetekend uit de mond van een bejaarde ooggetuige uit Ascona, Oliviero Barra, die de auto nog kent van vóór de verdwijning in het meer. De Bugatti zou in Frankrijk zijn gekocht door een Zwitserse architect van Poolse afkomst, Marco ‘Max’ Schmuklerski, die in Parijs gestudeerd heeft en inderdaad van 1933 tot 1936 in Ascona verblijft. Schmuklerski rijdt de auto nog steeds op Franse kentekenplaten door Ascona en verzuimt, al dan niet opzettelijk, om invoerrechten te betalen. Als hij in 1936 vertrekt, laat hij de auto achter bij Barra’s vader, die een bouwbedrijf heeft. De Zwitserse douane weet echter van het bestaan van de auto en eist de invoerrechten alsnog op. Bij niet-betalen zal de auto vernietigd moeten worden. De Bugatti is dan echter al ruim tien jaar oud en behoorlijk versleten. Het bedrag aan invoerrechten overstijgt de waarde. Barra senior heeft geen zin om voor andermans kosten op te draaien, wil ook zelf de versleten auto niet houden en ontdoet zich ervan. De makkelijkste manier? Dumpen in het meer. De auto wordt niettemin aan een ketting bevestigd, zodat hij later opgehaald zal kunnen worden. Uiteindelijk roest de ketting door en zinkt de auto naar 53 meter diepte, waar hij dertig jaar later gevonden wordt. Op dit verhaal zijn ook nog variaties. Schmuklerski zou de Bugatti niet in Frankrijk, maar tijdens zijn verblijf in Zwitserland van een Franse toerist of cliënt gekocht hebben. Hij zou de auto niet achtergelaten hebben bij Barra, maar bij een hotel. Ook wordt beweerd dat de douane de auto in beslag heeft genomen en dat zij de Bugatti in het meer hebben gedumpt. Het schijnt allemaal lariekoek te zijn.

Jongensboek

Tot aan de aanschaf van de auto door Max Schmuklerski is het allemaal aannemelijk (en ook te staven), maar in het verhaal daarna zijn met het grootste gemak allerlei gaten te schieten. Een architect, die officieel allerlei gebouwen ontwerpt die in Ascona worden gebouwd (zijn appartementencomplex ‘Casa Bellaria’ is pas onlangs gesloopt), en die aldaar rondrijdt in een niet-geïmporteerde auto? Niet waarschijnlijk, al zou het nog kunnen. Maar de douane, en zeker niet de Zwitserse, vernietigt geen auto’s door ze in een meer te gooien. Waarom ging de douane trouwens niet eerder achter de auto aan? En een ketting aan een op dat moment al waardeloze auto vastmaken om hem eventueel weer op te halen uit het water? En dan nog iets: hoe krijg je het in hemelsnaam voor elkáár om een auto in diep water te gooien? Niet vanaf de kant. Dus het moet vanaf een boot geweest zijn, een ponton of zoiets. En met meerdere mensen, waarschijnlijk zelfs met behulp van een kraan. Door de publiciteit rond de berging van de Bugatti komt echter langzamerhand het ware verhaal aan het licht. Als eerste kan – via Hans Matti – het verhaal rond Max Schmuklerski worden ontkracht. Die is zelfs nooit eigenaar van deze of maar enige Bugatti geweest, aldus Schmuklerski’s dochter, die besluit Matti uitleg te geven na alle beweringen rond haar vader. Zij vertelt dat Schmuklerski een cyclecar van het Franse merk Bignan reed. Nogal truttig ding, zeker voor een architect, al zei ze dat er hoogstwaarschijnlijk niet bij. Er treden nog diverse mensen naar voren, die zeggen iets over de Bugatti te weten. Onder andere iemand die anoniem wenst te blijven. Deze man beweert dat een familielid van hem de eigenaar van de Bugatti was. Om dit te bewijzen toont hij Matti het Franse serviceboekje, dat nog steeds in zijn bezit is. Alles klopt. Matti krijgt vervolgens een brief van de familie, waarin het echte verhaal wordt verteld, en publiceert dit met hun medeweten in het Zwitserse autotijdschrift Automobil Revue. Dankzij de welwillende medewerking van onze Zwitserse collega’s volgt nu dit verhaal, dat nog veel jongensboekachtiger blijkt te zijn dan de overlevering.

Poker

De Zwitser Adalbert Bodé haalt begin 1934 zijn spaargeld van de bank en vertrekt naar Parijs, waar hij het nachtleven in duikt. Hier verkeert hij al snel in, laten we zeggen, Bourgondisch gezelschap: kunstenaars, dansers, musici, sporters. In een nachtclub ontmoet hij ook Bugatti-coureur René Dreyfus. De heren hebben het gezellig en na het genieten van enige alcoholische versnaperingen wordt besloten tot een potje poker. Inzet: een Bugatti. Bodé wint, maar hij is behoorlijk dronken en krijgt de Bugatti niet mee naar huis. De volgende ochtend wordt hij met een enorme kater wakker als er op de deur van zijn hotelkamer wordt geklopt. Hij krijgt de sleutels van de Bugatti overhandigd. Dreyfus had woord gehouden. Op 17 maart 1934 krijgt Bodé de officiële kentekenpapieren van de Bugatti Type 27, chassisnummer 2461, kenteken 8531RE1. Deze papieren zijn nog steeds in het bezit van de familie. Niet al te lang daarna is het geld op en keert Adalbert Bodé terug naar Zwitserland, natuurlijk in zijn onlangs verworven Bugatti. Bij de grenspost Genève wordt hij aangehouden door de douane en moet hij invoerrechten betalen. Hij heeft het geld niet bij zich, maakt rechtsomkeert en probeert via de grenspost Ticino het land binnen te komen. Ook hier houdt de douane hem echter tegen. Kort daarop besluit hij de Bugatti in het Lago Maggiore te dumpen. Hoe, wanneer en met wiens hulp blijft alleen bekend bij de familie. De zoon die het verhaal aanzwengelde laat echter niet na te zeggen dat hij het betreurt dat de Bugatti uit het water is gehaald. Voor Maurizio Tamagni ligt dat laatste anders. Hij besluit het wrak te verkopen via veilinghuis Bonhams en de opbrengst in te brengen in zijn stichting. Dit nummer van CARROS is enige dagen voor de veiling, die gehouden wordt op de Parijse Rétromobile-beurs, ter perse gegaan. Op dit moment is de voorzichtige waardeschatting van de auto 70-90.000 euro, maar wij vermoeden dat de Bugatti, die zonder reserve wordt verkocht, meer opbrengt. Het type is, zoals gezegd, niet bijzonder, maar het verhaal erachter wel. En het is voor een goed doel. Wat de auto zelf betreft: hij kan nog gerestaureerd worden, zij het met moeite. En zal dan nog niet extreem veel waard zijn. Maar ware liefhebbers – en wij (dus) ook – hopen dat de nieuwe eigenaar de Bugatti zal conserveren en laten zoals hij is. Gevangen in de tijd. Met dank aan Automobil Revue (CH): Pierre-André Schmitt en Matthias Pfannmüller. Tevens dank aan Hans Matti en aan veilinghuis Bonhams. Tekst: Martin van der Zeeuw Onderwaterfotografie: Lorenzo Del Veneziano/Pasqualino Trotta Studiofotografie: Michel Zumbrunn

Volg @CARROS.CARSMAGAZINE voor de vetste auto content, nieuwtjes en meer